Extern vergrendelen
U kunt het apparaat op afstand blokkeren met een vooraf
opgegeven SMS-bericht. Ook de geheugenkaart kunt u op
afstand blokkeren.
Op afstand blokkeren inschakelen
1. Selecteer
Menu
>
Instellingen
en
Telefoon
>
Telefoonbeheer
>
Beveiliging
>
Telefoon en SIM-
kaart
>
Ext. telef.vergrendeling
>
Ingeschakeld
.
2. Typ de inhoud van het SMS-bericht (5-20 tekens),
controleer deze en voer de blokkeringscode in.
Uw apparaat op afstand vergrendelen — Schrijf het
automatische SMS-bericht en verzend het naar het apparaat.
Als u het apparaat wilt ontgrendelen, hebt u de
blokkeringscode nodig.
Het apparaat
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
26
4. Bellen
Aanraakscherm tijdens gesprekken
Uw apparaat heeft een nabijheidssensor. Om de levensduur
van de batterij te verlengen en onbedoelde selecties te
voorkomen, wordt het aanraakscherm tijdens gesprekken
automatisch uitgeschakeld wanneer u het apparaat tegen
uw oor houdt.
Dek de nabijheidssensor niet af met
bijvoorbeeld een beschermende laag
of plakband.
Een spraakoproep tot stand brengen
1. In het startscherm selecteert u om de kiesfunctie te
openen. Vervolgens voert u het telefoonnummer in,
inclusief netnummer. Als u een nummer wilt verwijderen,
selecteert u C .
Voor internationale oproepen selecteert u tweemaal *
voor het teken + (duidt de internationale toegangscode
aan). Vervolgens kiest u het landnummer, het netnummer
(eventueel zonder voorloopnul) en het abonneenummer.
2. Druk op de beltoets als u de oproep wilt activeren.
3. Druk op de beëindigingstoets als u de oproep wilt
beëindigen (of de belpoging wilt annuleren).
Met de end-toets wordt altijd een oproep beëindigd, ook
als er nog een andere toepassing actief is.
Een contact bellen
1. Selecteer
Menu
>
Contacten
.
2. Ga naar de gewenste naam. Of typ de eerste letters of
tekens van de naam in het zoekveld en ga naar de naam.
3. Druk op de beltoets als u het contact wilt bellen. Als u voor
een contactpersoon verschillende nummers hebt
opgeslagen, selecteert u het gewenste nummer in de lijst
en drukt u op de beltoets.
Een oproep beëindigen — Druk op de eindetoets.
Tijdens een oproep
De microfoon dempen of de demping opheffen —
Selecteer of .
Een actieve oproep in de wachtstand zetten — Selecteer
of .
De luidspreker activeren — Selecteer . Als u een
compatibele headset met Bluetooth-verbinding hebt
aangesloten, selecteert u
Opties
>
BT handsfree inschakln
om het geluid naar de headset te voeren.
Terugkeren naar de handset — Selecteer .
Oproepen beëindigen — Selecteer
.
Schakelen tussen actieve en wachtende oproepen —
Selecteer
Opties
>
Wisselen
.